Demovelden

 


Schildluisbestrijding met gaasvlieglarven in taxus


Waar?DoelAchtergrondProefopzetErvaringen tot nu toeTeelttip

Locatie: Kwekerij Jalu, in Helmond
Datum proefaanleg: juni 2025

Het demonstreren en testen van geïntegreerde bestrijding van schildluis in taxus, met de inzet van een biologische bestrijder. Dit zijn gaasvliegeitjes die los gestrooid kunnen worden, of op een touw geplakt zijn en in of aan het gewas gehangen worden. Dit is gecombineerd met een gemengde bloemenstrook naast het demoveldje, om volwassen gaasvliegen van nectar en stuifmeel te voorzien evenals het stimuleren van de komst van andere natuurlijke vijanden. Trichogramma cordubensis (sluipwespen) als basis.
Bloemenranden blijken veel effect te hebben. Overweeg je ze zelf ook aan te leggen in taxus om natuurlijke vijanden voor schildluizen aan te trekken, lees dan zeker door!
Strategie
Inzet van Chrysoline-eitjes (los uitgestrooid op taxusbollen), uitgezet op het moment dat de 1e jonge schildluizen zich verplaatsen en worden waargenomen. Deze jonge schildluizen komen onder een hard schild vandaan en verplaatsen zich dan naar de jonge groeischeuten van de taxus.
Info gaasvlieg
Chrysoline bevat de predator Chrysoperla carnea. De larven zijn predatoren van insecten en mijten op planten en worden vaak gebruikt voor de bestrijding van bladluizen en andere plagen. Ze hebben een paar tangachtige kaken op de kop, die ze gebruiken om prooien vast te houden. Zodra de kaken de prooi zijn binnengedrongen, injecteert de gaasvlieglarve enzymen, die geleidelijk de interne organen van de prooi verteren. Als die vertering voltooid is, wordt de vloeibare lichaamsinhoud via de kaken naar buiten gezogen.

Chrysopa carnea
De grote gevleugelde en met gouden ogen Chrysopa carnea, beter bekend als groene gaasvlieg, komt vaak spontaan voor in kassen en open lucht. De volwassen groene gaasvlieg is geen roofdier maar voedt zich met nectar, honingdauw en stuifmeel. Echter de larven zijn uitermate vraatzuchtig en zeer efficiënt in de bestrijding van blad-luishaarden. Eén larve kan tot 50 bladluizen per dag verorberen.
Chrysopa-larven voeden zich ook met andere insecten zoals wolluis, spint, trips, witte vliegen en kleine rupsen.
Chrysopa carnea is toepasbaar in verschillende groenten-, fruit- en sierteeltgewassen, met name waar de temperatuur en/of luchtvochtigheid wijzigen, want ze zijn nauwelijks temperatuurafhankelijk en ook onafhankelijk van de luchtvochtigheid, ze blijven steeds actief.

Op een pad naast een strook taxusbollen is een bloemenstrook ingezaaid, om later de volwassen gaasvliegen van stuifmeel en nectar te kunnen voorzien. Het bloemenmengsel dat ingezaaid is heeft als samenstelling: 10% boekweit, 35% facelia, 5% dille, 10% wilde korenbloem, 35% wikke hanka en 5% koriander. In de eerste 25 m van de taxusbollenstrook wordt de schildluis bestreden met de gaasvlieglarven (die uit de uitgestrooide gaasvliegeitjes komen); in het deel van de taxusbollenstrook daarachter wordt de schildluis gangbaar (chemisch) bestreden). Gedurende het groeiseizoen worden zowel de taxusbollenstrook als de bloemenstrook gemonitord, op het voorkomen van de schildluisstadia en de stadia van de gaasvliegen. Bij ervaringen tot nu toe staat de beschrijving van de diverse monitoringsmomenten: het inzaaien van de bloemenstrook, de inzet van de gaasvliegbestrijding en de ontwikkeling van de bloemenstrook, schildluizen en gaasvliegen.
De bloemenstrook blijkt te werken, er komen (spontaan!) veel natuurlijke vijanden van de schildluizen in voor.
Het lijkt erop dat het los uitstrooien van gaasvliegeitjes beperkt invloed heeft gehad op de hoeveelheid aanwezige jonge schildluizen in de demo met taxusbollen. Alleen bij de laatste waarneming lijkt een klein verschil op te treden in aantal bestreden jonge schildluizen.
De vraag is of touwtjes met gaasvliegeitjes erop beter had gewerkt, dan het los uitstrooien van gaasvliegeitjes- en larven. Helaas waren de touwtjes niet beschikbaar in 2025. Hopelijk kan deze demo in 2026 herhaald, met de inzet van deze touwtjes, met daarop eitjes van gaasvlieglarven.

Wat wel zeker een positief effect heeft op de infectiedruk van schildluizen is de inzet van bloemenstrook op de paden. Uit de tellingen blijkt dat in deze stroken veel natuurlijke vijanden aanwezig zijn, die helpen met de bestrijding van de jonge schildluizen, met name door lieveheersbeestjes, larven van lieveheersbeestjes, zweefvlieglarven, sluipwespen en larven van sluipwespen.

Hieronder volgt een beschrijving van de diverse waarneming- en monitoringmomenten.

  • 2 juni 2025, 1e waarneming
    De paden zijn eind mei ingezaaid met het bloemenmengsel (samenstelling, zie proefopzet), om later de volwassen gaasvliegen van stuifmeel en nectar te kunnen voorzien. Tijdens de eerste waarneming staat het bloemenmengsel er mooi bij en is circa 10 cm hoog. In de taxusbollen zijn de bruine harde schildjes van de schildluis aanwezig; hieronder bevinden zich de jonge schildluizen, die zich later gaan verplaatsen.
  • 18 juni 2025, 2e waarneming
    Het bloemenmengsel heeft zich zeer goed ontwikkeld en begint te bloeien. De eerste jonge schildluizen beginnen onder de schildjes vandaan te komen en verplaatsen zich naar de jonge scheuten van de taxusbollen.
  • 19 juni 2025, 1e inzet, het uitstrooien van de eitjes van de gaasvlieg
    De eerste inzet van de Chrysoline-eitjes heeft vandaag plaatsgevonden. Op dat moment liepen in de taxusbollen ook de eerst jonge schildluizen onder de harde schildjes vandaan. Gedurende 14 dagen gaan de gaasvlieglarven, die uit de eitjes komen, op zoek naar jonge schildluizen.
  • 1 juli 2025, 3e waarneming
    De taxusbollen zijn bovenop gemaaid, de jonge schildluizen komen massaal onder de harde bruine schildjes vandaan en verplaatsen zich naar het jonge schot van de taxusbollen. In de demo met sluipwespen en in het gedeelte waar schildluizen chemisch worden bestreden zitten evenveel jonge schildluizen op de takken. Chemisch is één keer gespoten met Batavia en Pediment. In beide demovelden zitten evenveel bruine dode jonge schildluizen als doorzichtige levende jonge schildluizen.
    De bloemenstrook staat volop in bloei, tijdens deze waarneming bevinden zich volop natuurlijke vijanden in de bloemenstrook, zoals lieveheersbeestjes en zweefvliegen.
  • 4 juli 2025, 1e monitoring in de bloemenstrook (door CLM)
    Om te bepalen welke natuurlijke vijanden voorkomen en in welke aantallen. Hieronder staan de eerste waarnemingen en tellingen, per 100 meter bloemen strook:
    • 90 hommels, ook wilde bijen en honingbijen
    • 8-23 volwassen lieveheersbeestjes, geen larven
    • 1 groene volwassen gaasvlieg.

    Er zijn toen geen gaasvlieglarven gevonden in de taxusbollen, ze zijn ook zeer moeilijk te spotten omdat ze s’-nachts actief zijn! De volwassen gaasvliegen kunnen hun voedsel vinden in de bloeiende bloemenstrook, te weten: nectar, honingdauw of stuifmeel. Deze combinatie is om te testen of de gaasvliegpopulatie zo in stand te houden is, door nieuwe eileg bij eventuele nieuwe schildluizen!

  • 24 juli 2025, 2e monitoring in de bloemenstrook (door CLM)
    De bloemstroken waren net hoog gemaaid tegen onkruid (melde). Er waren duidelijk minder hommels dan bij de 1e telling op 4 juli, nog wel veel (zweef)vliegen (20 per bloemrand) en honingbijen, verder 3 lieveheersbeestjes en 2 lieveheersbeestjes in het demoveld zelf op de taxus. Geen volwassen gaasvlieg waargenomen!
  • 25 juli 2025, 4e waarneming
    In demoveld zelf wat minder jonge schildluizen, evenals in de chemiekant van het demoveld. Bloemenstrook is hoog geklepeld, tegen melde (onkruid), staat nog steeds mooi in bloei.
    Er zitten veel natuurlijke vijanden in de bloemenstrook.
  • 30 juli 2025, de taxusbollen zijn rond geknipt, ook in het demoveld.
  • 31 juli 2025, 2e introductie gaasvliegeitjes en larven
    Op elke taxusbol is een kleine hoeveelheid gaasvliegeitjes en larven uitgestrooid uit hun verpakking, door een medewerker van Bioline
  • 19 augustus 2025, 5e waarneming
    Op 31 juli zijn 2x gaasvliegeitjes/ -arven uitgestrooid. Maar de kweker heeft geen larven terug kunnen vinden, ook ‘s avonds niet! De hoeveelheid jonge schildluizen in het demoveld was idem met het aantal in het chemieveld.
    Er is maar 2x chemisch gespoten in het chemiedeel van de demo bij de taxusbollen. De kweker ziet meer effect van de bloemstroken met natuurlijke vijanden, dan van het uitzetten van de gaasvliegeitjes. Deze mening deelt adviseur Francois van Abeelen van Delphy Team Boomteelt, die deze demo ook heeft gevolgd.
  • 26 augustus, 3e monitoring bloemenstrook (door CLM)
    Aan natuurlijke bestrijders in de bloemenstrookrand naast het demoveld zijn gemiddeld per bloemrand aangetroffen: 4 zweefvliegen, 6 lieveheersbeestjes, 3 sluipwespen. Daarnaast 5 dagvlinders, 1 nachtvlinder, 5 aardhommels, 8 akkerhommels, 3 wilde bijen, 4 honingbijen, een sprinkhaan, 2 bladwantsen en een Europese hoornaar.
    In de taxus (in beide demovelden natuurlijke vijanden en chemisch) weinig insecten, alleen wat brom- en strontvliegen en twee hooiwagenspinnen.
    Op 27 augustus is in overleg met Delphy-adviseur François van Abeelen besloten om de bloemenstroken te klepelen, omdat de onkruiddruk te hoog werd.
  • 1 september 2025, 6e waarneming
    Op 1 september heeft Francois van Abeelen van Delphy team Boomteelt, de laatste monitoring uitgevoerd. De week ervoor was de bloemenstrook geklepeld en is het chemiedeel dit jaar voor de 2e keer gespoten; het deel met gaasvlieglarven is uiteraard niet bespoten.In beide demovelden (natuurlijke vijanden en chemisch) worden geparasiteerde jonge schild-luizen aangetroffen. Deze zijn te herkennen doordat ze bruin verkleuren.
    In beide delen van de demo is een redelijk hoge infectiedruk van jonge schildluizen, in het chemiedeel wel iets hoger dan in het deel met inzet van de gaasvliegeitjes/-larven, dus wellicht toch een klein positief effect van de inzet van de gaasvliegeitjes/-larven.


Biologische bestrijding topspinnertje met sluipwespen


Waar?DoelAchtergrondProefopzetErvaringen tot nu toeTeelttip

Topspinner en schadebeeld
Topspinner en schadebeeld

Locatie: Kwekerij van Oploo in Bavel
Datum proefaanleg: april 2025

Het demonstreren van een geïntegreerde bestrijding van het topspinnertje met de inzet van de biologische bestrijder Trichogramma cordubensis (sluipwespen) als basis.

Bladrollers in Ilex crenata is een veel voorkomende aantasting. De jonge groeikopjes worden aangevreten door de rupsjes van het topspinnertje en sterven af. In een later stadium spinnen de rupsen zich in en verpoppen ze.

Rhopobota naevana ofwel topspinnertje komt algemeen voor in Ilex. Een goede bestrijding van deze bladroller is lastig. Het motje van de topspinner is grijs/wit van kleur en verschilt duidelijk met het motje van de anjerbladroller, welke oranje van kleur is (zie foto’s hieronder).

Als je schade aantreft,  ben je vaak al aan de late kant. De oudere rupsen hebben zich dan helemaal ingesponnen, waardoor ze moeilijk te raken zijn. Daarnaast zijn veel rupsenmiddelen ‘vraatmiddelen’. Voor een goede werking moeten bladrollers voldoende middel binnenkrijgen. Hetzelfde geldt voor Bacteriepreparaten van Bacillus thuringiensis. Ook hiervan moeten ze voldoende bacterie binnenkrijgen via vraat voor een goede werking.

In Ilex was nog geen ervaring met het wegvangen van de motjes, dat gaan we nu binnen Schoon Water testen d.m.v. deze demo. Vanaf eind april zijn feromoonvallen geplaatst boven het gewas. Zo kunnen we volgen wanneer de motjes aanwezig zijn. Deze moet om de vier weken vervangen worden. Het gaat om de feromoonval Rhopobota naevana en deze is te koop via de https://www.pherobank.com.

Het uitzetten van de sluipwespen gebeurt via de Tricholine dispensers van Bioline (zie foto). Er worden twee soorten sluipwespen uitgezet, direct nadat de eerste motjes zijn gevangen in de feromoonval. Vanaf de eerste dag dat de dispenser opgehangen worden, vliegen de sluipwespen al uit. Gedurende 14 dagen vliegen sluipwespen uit en gaan op zoek naar de eitjes van de topspinner. De standaardbehandeling wordt vergeleken met deze biologische bestrijding.

Vanaf eind mei worden de eerste topspinner motjes waargenomen. De feromoonval werkt dus! Beide behandelingen geven tot nu toe een vergelijkbaar resultaat! Wordt vervolgd


Mechanische onkruidbestrijding in zaaiui in Someren


Waar?DoelAchtergrondProefopzetErvaringen tot nu toeTeelttip

Locatie: Smulderlaan 40, Someren

Datum proefaanleg: begin seizoen 2025

Inzicht geven in toepasbare mogelijkheden voor de reductie van herbiciden in (zaai-)uien, zonder verlies van opbrengst. Hiervoor worden verschillende vormen van onkruidbestrijding met elkaar vergeleken: spotspraying, mechanische behandeling en bodembehandeling en een aantal combinaties van deze drie technieken.

Het gebruik van herbiciden is voor veel ondernemers nog vaak van belang voor een succesvolle bedrijfsvoering. Deze aanpak plaatst echter een verhoogde druk op de omgeving. Daarnaast zijn er steeds meer technieken beschikbaar om mechanische onkruidbestrijding toe te passen in plaats van chemische. Hiermee kan het gebruik van herbiciden sterk worden gereduceerd. In de praktijk wordt het gebruik van mechanische onkruidbestrijdingsmogelijkheden nog beperkt gebruikt. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door:

  • Beperkte kennis en ervaring bij de inzet van mechanische mogelijkheden
  • Onbekendheid met de nieuwste technieken
  • Benodigde aanpassingen in de teelt/bedrijfsvoering om deze mogelijkheden te benutten.

Indeling van de proefvelden

Voor de Agrarische Dagen Someren is een demo op een uienperceel aangelegd met drie verschillende onkruidbestrijdingstechnieken: gangbaar, spotspray en mechanisch. Deze worden in verschillende velden en combinaties ingezet.

Indeling van het veld met de proefopzet:

    • Veld 1 bestaat uit de combinatie van het toepassen van de bodemherbiciden en de spotsprayer.

    • Veld 2 wordt met de spotsprayer behandeld.

    • Veld 3 is het testveld. Hier worden uien op een later moment ingezaaid om tijdens de ADS de machines te kunnen demonstreren.

    • Veld 4 wordt na het toepassen van de bodemherbiciden na het vlagblad alleen mechanisch behandeld.

    • Veld 5 is hetzelfde als veld 4, maar hier wordt overblijvend onkruid met de spotsprayer bestreden.

    • Veld 6 is volledig mechanisch. Het streven van dit veld is om de input van herbiciden zo laag mogelijk te houden.

Over het uitvoeren van de bewerkingen voor het perceel is overleg geweest met Loonbedrijf Kuunders uit Deurne. Zij hebben naast schoffelapparatuur ook de spotsprayer ter beschikking en staan garant voor het uitvoeren van de verschillende bewerkingen (zaaien, schoffelen, spotsprayen, wiedeggen) binnen de uiendemo. Hierbij heeft Delphy vooral in het begin van de groeifase wekelijks het uienveld beoordeeld om ervoor te zorgen dat de juiste beslissingen worden genomen met betrekking tot het uitvoeren van verschillende toepassingen. Daarnaast wordt er vier keer in het seizoen visueel de onkruiddruk beoordeeld van de velden en wordt er visueel de ui beoordeel op vitaliteit.

Bij de eerste bevindingen was al te zien dat de onkruiddruk hoger is in de behandeling waar geen bodemherbiciden waren toegepast. Het onkruid dat er stond was daarbij ook groter. Vanwege de kans op beschadiging van de uien, was er geen mechanische onkruidbestrijding mogelijk in het kram- en vlagbladstadium van de ui. Net toen het kramstadium voorbij was en er dus weer bewerkt kon worden, viel er veel regen, waardoor er niets gedaan kon worden. Tegen de tijd dat de wiedeg ingezet kon worden, was de ui al zo’n 3-4 cm hoog en is het onkruid hoger dan dat opgekomen. Tijdens de Agrarische Dagen Someren stond het onkruid ruim hoger dan de uien. De wiedeg kon het grote niet wegkrijgen, schoffelen hielp dan weer wel. Het leerpunt is hier dus dat je er kort op moet zitten, zodat je niet per ongeluk ook uien uit de grond trekt. In totaal is de wiedeg drie keer gebruikt (waarvan één keer voor opkomst).

Mede dankzij het droge weer bleek het onkruid aanvankelijk tussen de rijen goed te bestrijden met een combinatie van wied-eggen en schoffelen. Het onkruid in de rij zelf werd hiermee echter niet bestreden. Dit zal dus waarschijnlijk door middel van handwieden verwijderd moeten worden. Met name straatgras werd hierdoor tijdens de demoavond veel aangetroffen in de rij.

In de behandeling met enkel de spotsprayer was de onkruiddruk hoger dan de mechanisch- en de chemisch behandelde bedden. De spotspray met Centurion bleek hier tijdens de ADS op 8 juli vrij effectief te zijn. Er staat enig onkruid, maar de uien zelf staan er goed bij en komen daar ruim bovenuit (zie foto hieronder). Er is in elke baan drie keer gespoten, op de meest linker na, die is de eerste keer vergeten. Het interessante is dat deze inderdaad ook voller staat qua onkruid.

Enkel met spotspray behandelde uienrijen, geheel links de één keer minder bespoten rij, foto genomen op 8 juli, richting het eind van het seizoen

Veel van deze bevindingen zijn ook gerelateerd aan het feit dat dit perceel op zandgrond is. De wiedeg is relatief weinig gebruikt voor deze grond. Tijdens de ADS is er ook gepraat over andere opties, waarbij branden veel genoemd is. Ui kan je nog terugbranden na opkomst, tot ze ongeveer een halve cm boven de grond uitkomen. Het ligt aan de weersomstandigheden hoeveel groeidagen je dan verliest. Ook is er gepraat over het toepassen van een laser (voor klein onkruid) en aanpassingen aan het uitzetten van de ui, zoals diep zaaien (hier is een diepte van 3 cm gebruikt) of het gebruik van perspotten.

Onkruid in de rij, na mechanische bewerking, begin van het seizoen

Wees op tijd – vroeg in het seizoen – met mechanische onkruidbestrijding

En wees op tijd met bedenken wat je doet als middelen wegvallen. Wat is mogelijk met de grond en welke acties moeten ondernomen worden bij veranderende weersomstandigheden?


Natuurlijke tripsbestrijding, met Phacelia bankerplanten en kortschildkevers


Waar?DoelAchtergrondProefopzetErvaringen tot nu toeTeelttip

Bankerfields in prei

Locatie prei: Adrie van Aert-Kolen in Huijbergen & Martijn Hendrickx in Ossendrecht Start demo: mei 2023 & 2024

Locatie witte kool: Johan Pals in Lage Zwaluwe Start demo: juli 2024

Kennis en ervaring opdoen met de natuurlijke bestrijding van trips in prei en witte kool door inzet van facelia bankerplanten (aanvoer organisch materiaal) dat natuurlijke vijanden (zoals kortschildkevers) aantrekt.

Aanleg demoveld banker fields in prei
Aanleg banker fields in prei

Gangbare gewasbeschermingsmiddelen tegen (tabak)trips verliezen hun toelating of hun werking door het doorbreken van resistenties. Telers moeten daarom op zoek naar alternatieve bestrijdingsmethoden om trips de baas te zijn.

Tabakstrips

De volwassen trips legt eieren in de bladeren van o.a. de prei en kool. Na 4 tot 9 dagen komen daar larven uit, die zich voeden met alle bovengrondse delen van de plant. De tabakstrips verpopt zich over het algemeen in de grond, maar poppen zijn ook op de plant zelf te vinden. De poppen eten niet en ze bewegen amper, dit is een goed moment om de trips te bestrijden. De larven en de volwassen trips zorgen voor schade aan de plant.

Facelia en kortschildkevers

Zweefvlieg op phacelia
Zweefvlieg op phacelia

Facelia is zeer nachtvorstgevoelig, waardoor deze doodvriest in de winter en in het nieuwe seizoen ‘schoon’ kan worden gestart. Daarnaast heeft de plant een hoge aantrekkingskracht voor nuttige (bodem)insecten, zoals kortschildkevers en gaasvliegen. Deze insecten zorgen voor een natuurlijke bestrijding van de trips. Als bijkomend voordeel trekt facelia tijdens de bloei ook veel bestuivers aan.

Evenals andere bankerplanten, zorgt facelia voor aanvoer van organisch materiaal in/op de bodem. Dit biedt een geschikte omgeving voor natuurlijke bestrijders die in/op de bodem leven, zoals kortschildkevers. Deze natuurlijke bestrijders eten de poppen van de trips die in de grond zitten. Als er geen tripspoppen zijn, is door de aanvoer van organisch materiaal voldoende ander eten aanwezig.

De demo’s worden gemonitord door Guido Sterk van IPM Impact. Guido voert diverse praktijkproeven uit op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming, waaronder bestrijding van trips in prei en uien en luisbestrijding in o.a. aardappelen.

Prei

In 2023 is gestart met deze demo.

Martijn Hendrickx zaaide facelia als voorvrucht over het hele perceel. De facelia kwam tot bloei en is op 26 juni geklepeld en ingewerkt. Net iets te laat. Beter is om 7 tot 10 dagen na de bloei te klepelen, om nakiemers in het volggewas te voorkomen. Eind juli is late prei geplant.

Adrie van Aert heeft om de 16 m twee stroken met facelia ingezaaid tussen de prei. Er stond herfstprei in mei-juni.

Op beide percelen zijn verschillende tellingen uitgevoerd. Meerdere keren is visueel gescout op de aanwezigheid van trips. Daarnaast zijn monsters genomen van trips, natuurlijke vijanden in de planten en in de bodem. Dit is gedaan in de facelia, naast de facelia (in de prei) en midden in de prei. Guido Sterk heeft bovendien enkele kweekzakken met kortschildkevers uitgezet en deze – tijdens het monitoren – verplaatst naar plekken waar meer trips aanwezig was.

In 2024 is de demo vervolgd. Vanwege het extreem natte en langdurende voorjaar, is de demo later gestart. Bij Martijn is de facelia niet volvelds ingezaaid, maar langs de randen. Bij Adrie zijn dezelfde stroken ingezaaid. Bij beiden is de facelia slecht opgekomen vanwege de natte weersomstandigheden.

Witte kool

In 2024 is eenzelfde aanpak gehanteerd voor een perceel met witte kool. Ook deze demo is later gestart dan de bedoeling was, wegens natte omstandigheden. Hier zijn de kool en de facelia wel goed opgekomen.

Ervaringen (naar verslagen van Guido Sterk en Paraskevi Kolokytha van IPM Impact)

Witte kool: Johan Pals

Gestart in 2024: er is twee keer gespoten tegen insecten: met Xentari en met Tracer. Xentari is niet zo effectief tegen trips, Tracer (spinosad) wel. Nu zijn de bespuitingen beide keren net voor de sampling van de insecten gedaan. Trips zijn in ieder geval sterk afgenomen, dus op zijn minst heeft de combinatie van de biologische bestrijding en de chemische bestrijding de trips sterk onder controle gehouden. De beneficiaire insecten die de phacelia aan moet trekken, zijn wel degelijk aangetroffen. De getallen waren echter vrij laag, wat ook kan komen door het spinosadgebruik.

Prei: Martijn Hendrickx

In 2023 verliep de proef al positief. Martijn heeft op het proefperceel niet gespoten tegen trips. Het ging hier ook om late prei, welke doorgaans minder last heeft van tripsschade.

In 2024 werden er relatief weinig trips gevonden, dus net als vorig jaar een positieve proef. Dit gaat zowel over de grond als op de planten zelf. Het gaat wederom om late prei, daarnaast stond het grondwater vrij hoog. Martijn heeft niet hoeven spuiten tegen trips (wel een keer optisyl, waarvan het effect op trips niet bekend is omdat het geen bestrijding is), de roofmijten en -kevers hebben de tripspopulatie heel klein weten te houden. Het hoge grondwater kan hierbij geholpen hebben, rondom de planten werden in zijn totaliteit weinig dieren aangetroffen.

Prei: van Aert

In 2023 heeft van Aert één keer gespoten, met Tracer. Ook hij heeft in de percelen zonder alternatieve plaagbestrijding het volledige aantal bespuitingen uitgevoerd.

In 2024 was de tripsdruk in de prei heel hoog, dit waren ook verschillende soorten trips. Desondanks was het maar één keer nodig om te bespuiten, wat in september met Neudosan gedaan is, specifiek tegen <i>Thrips tabaci</i>. Hierna kon de druk laag gehouden worden, onder andere door de roofmijten en kevers. Ook hier kan het hoge grondwater bijgedragen hebben aan de uiteindelijk lage tripsaantallen, want ook andere dieren werden nauwelijks aangetroffen rond de planten.


Vergelijking van 3 laat ingezaaide winterharde groenbemesters


Waar?DoelAchtergrondProefopzetErvaringen tot nu toeVervolg

Locatie: Perceel van Mark Hesselmans
Start demo: 6 november 2024

Vergelijken van 3 laat ingezaaide groenbemesters, betreffende

  • opkomst
  • invloed op aaltjes en onkruiden en
  • gemak van onderwerken groenbemesters in het voorjaar zonder glyfosaat.
Het hoofddoel van Schoon water voor Brabant is de landbouwgronden in 2030 zoveel mogelijk duurzaam beheren, met zo min mogelijk emissies naar het oppervlaktewater en milieu. Eén van de mogelijkheden om dit te behalen, is door een groenbemester te telen na de hoofdteelt. Op zandgronden bestaan al verplichtingen voor het telen van een groenbemester na een hoofdgewas tot 1 februari. De vraag is of uitspoeling van stikstof al flink beperkt kan worden bij de teelt van een volwaardige groenbemester. Daarnaast houd je met een groenbemester het bodemleven in tact en kan – met goedgekozen groenbemesters – de vermeerdering van schadelijke aaltjes worden teruggedrongen. Daarnaast kan, onder de juiste omstandigheden, de bodemstructuur verbeterd worden, onder andere door verhoging van het organischestofgehalte. Dit vormt een goede basis voor een hoogwaardige productie van de vervolgteelt, dus biedt ook financiële voordelen. De groenbemester wordt in het voorjaar vaak nog chemisch vernietigd met behulp van glyfosaat. Dit kan ook op andere manieren maar zijn vaak nog onbekend en minder makkelijk als de toepassing met chemie.
Op een perceel worden na de oogst van de aardappelen 3 verschillende groenbemesters gezaaid. In 2025 vindt een demo plaats over het verkleinen van groenbemesters. We testen drie grondbewerkingen voor drie groenbemesters, zie tabel. De gebruikte machines zullen daarbij op verschillende vlakken worden beoordeeld, waaronder de afsnijding van het gewas, het verkleinen en onderwerken van de groenbemester, het achterlaten van een vlak zaaibed en de bewerkingsdiepte. De demo wordt georganiseerd bij een akkerbouwbedrijf op zandgrond in de regio Midden/Oost Brabant. Het perceel zal ± 6 hectare omvatten, dat in 9 vakken is verdeeld. Zodoende komt elke grondbewerking bij elke groenbemester aan bod. Voor de groenbemesters is gekozen voor 3 winterharde groenbemesters van de lijst ‘Vanggewassen’ (in verband met mestwetgeving), zijn geschikt voor late zaai, dus de eco-activiteit groenbedekking (GLB):

  • Italiaans (huidige praktijk, goedkoop)
  • Japanse haver (aaltjesreductie)
  • Universal (Mengsel Facelia, Alexandrijnse klaver, Japanse haver)

Deze groenbemesters zullen in drie stroken naast elkaar in het najaar 2024 gezaaid worden, na het gewas maïs en/of aardappelen.

 

De Japanse haver is op 6 november gezaaid (onder droge omstandigheden). De rest van de groenbemesters zijn in week 46 gezaaid (mengsel Universal en Italiaans raaigras). De groenbemester is gezaaid met 10 km/per uur met een schijveneg (schijveneg staat op de foto).

Update 14 november De reden waarom niet alle groenbemesters zijn gezaaid komt doordat de aardappelen vorige week nog niet allemaal gerooid waren (2/3 van het perceel is gerooid onder droge omstandigheden). Het aaltjesmonster en N-mineraal monster zijn 11 november gestoken door Eurofins (Aaltjesmonster totaal + cysteaaltjes + incubatietijd 2 weken en N-mineraal monster 0-30cm).
Voorjaar 2025 organiseren we een demo met inzet van 3 verschillende werktuigen voor het onderwerken van de groenbemesters zonder glyfosaat; zie ook de info onder proefopzet.


Zeebies mechanisch bestrijden


Waar?DoelAchtergrondProefopzetErvaringen tot nu toeVervolgTeelttip

Locatie: Akkerbouwer Johan Pals Start demo: juli 2024

Iedereen heeft er vast wel eens mee te maken, wortelonkruiden. Ze breiden zich gestaag uit over het land als er niet op tijd maatregelen worden genomen. Zo’n plant kan namelijk binnen één jaar met gemak vertienvoudigen. Het bestrijden van wortelonkruiden is echter nog niet zo simpel. De beste methode is sterk afhankelijk van diverse factoren, zoals bodemsoort en gewasrotatie. Wij willen samen met ondernemers ervaring op doen hoe je deze onkruiden het best kan bestrijden.

Zeebies behoort tot de Cypergrassenfamilie. Ze komen over het algemeen voor in kuststreken, polders en langs rivieren. Ze groeien het liefst in zoet of brak water en leven minimaal 5 jaar. Via slootmaaisel kan de plant ook in een perceel terecht komen. De plant kan je herkennen aan de duidelijk driekantige stengel en bloeiwijze. Ondergronds heeft zeebies wortelstokken met plaatselijk knolvormingen. Deze knollen zijn enkele centimeters in doorsnede, erg hard en vezelig bruingrijs van kleur. De knollen geven de plant voedingsstoffen en kunnen ook weer nieuwe planten vormen. Eén knol kan 10-12 keer uitlopen en honderden bovengrondse planten aanmaken over een oppervlakte van diverse vierkante meters. Daarnaast kunnen ze ook nog eens tot wel 30 jaar in de bodem blijven zitten.

De knollen van de zeebies zijn erg hardnekkig en kunnen makkelijk verspreiden over een perceel wanneer deze bewerkt wordt. Het idee is de knollen uit te putten door ze te laten uitdrogen. Dit hebben we gedaan door drie soorten cultivatoren in te zetten, namelijk: 1) een triltand cultivator (Güttler), 2) een vaste tand cultivator en 3) een schoffel cultivator (Kvick-Finn / Kvick-Killer). Daarnaast wilde we ook graag testen wat het effect is van elektrocuteren. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van de Zasso X Power en Andela Electro Weeder.
Op vrijdag 20 september hebben we een demo georganiseerd, waarbij de machines in het veld te bezichtigen waren. De vaste tand cultivator, een machine die iedereen wel in de schuur heeft staan, werkte grof in maar zorgde wel dat de knollen bovenop kwamen te liggen. De Güttler Super Maxx en Kvick Finn hadden beide een mooie bewerking, waarbij de Kvick Finn net iets dieper inwerkt. Tijdens de demo reed voor het eerst de Kvick Killer mee die hetzelfde principe heeft als de Kvick Finn, maar minder heftig inwerkt op de bodem. Wat betreft de elektrocuteer machines had de Zasso al een keer gereden en was Andela voor het eerst aanwezig. Deze techniek ziet er veel belovend uit.
Wortelonkruiden zijn helaas iets van de lange adem, daarom gaan we dit perceel voor een langere periode volgen. In het voorjaar zullen de resultaten van de mechanische bewerkingen zichtbaar worden. Op basis daarvan maken we een nieuw plan voor aankomend jaar. Op dit moment zijn we bezig met een potproef om al te onderzoeken wat het effect is geweest van de behandelingen op het ontkiemen van de knollen.
Teelttip: Zeebies mechanisch bestrijden Video demo-bijeenkomst:


Buxusmot bestrijden met sluipwespen


Waar?DoelAchtergrondInzet biologische bestrijdersErvaringen tot nu toeTeelttip

Demolocatie: Kwekerij Ton Manders te Gemert Start demo: april 2024

Het doel van de proef is het demonstreren van een geïntegreerde bestrijding van de buxusmot met de inzet van de biologische bestrijder Trichogramma cordubensis als basis.

Buxusmot Schade aan de planten ontstaat door vraat van de overwinterende rupsen en door de rupsen van de eerste en tweede generatie. De motten leven circa 8 dagen. De cyclus duur bij 20 graden Celsius is 26 dagen. De overwintering vindt plaats in de cocons. Voor het verpoppen is ongeveer twee weken nodig.

Trichogramma cordubensis Als biologische bestrijders voor de buxusmot zal worden gewerkt met de sluipwesp Trichogramma cordubensis, productnaam Tricholine Buxus. Trichogramma is een geslacht van kleine sluipwespen die de eitjes van motten en vlinders kunnen aanprikken.

Bij het aanprikken van de buxusmoteitje wordt er een sluipwespenei gelegd. De eitjes van de Trichogramma sluipwespen komen uit, waarna de larven de plaageitjes van de buxusmot van binnenuit leegeten. Hierdoor kunnen er geen rupsen meer uitkomen.

Boven ongeparasiteerde eitjes van de buxusmot, onder eitjes van de buxusmot geparasiteerd door Trichogramma sluipwespen.

Tricholine cordubensis wordt door Bioline onder de merknaam Tricholine Buxus  verkocht. De manier van uitzetten is het introduceren van dispensers met eitjes van de Trichogramma sluipwespen. Door deze manier van uitzetten komen er gedurende twee weken steeds nieuwe sluipwespen vrij in het gewas.

Tricholine dispensers De afstand tussen de verschillende uitzetpunten mag maximaal 10 meter zijn. Vanuit de dispensers kunnen de Trichogramma sluipwespen effectief 5 meter afleggen. In veel gevallen zit de meeste plaagdruk rond de perceelgrens. Er kan worden gekozen om hier extra dispensers in te zetten. Hieronder wordt een voorbeeld plattegrond weergegeven ter verduidelijking.

Strategie Inzet van Tricholine Buxus op basis van historische gegevens en monitoring met feromoonvallen.

Als 1e buxusmotjes worden gevangen worden de eerste kaartjes uitgezet. Er vindt dan ei-afzetting plaats en de kaartjes met sluipwespen zullen 14 dagen werken.

Uitzetten sluipwespen (Tricholine Buxus) De proef zal plaatsvinden op een oppervlakte van circa 3.000m². Naar verwachten zullen er drie vluchten van de buxusmot zijn, waardoor er driemaal een introductie van Tricholine Buxus zal moeten worden gedaan.

Overzicht van het demo veld in de Mortel (rechts naast pad).

Links van het pad wordt rups komend groeiseizoen chemisch bestreden met veldspuit. Rechts naast pad worden de Tricholine dispensers uitgehangen als de eerste motjes worden waargenomen met feromoon vallen. Hier staan 4.000 stuks kleine buxusstruikjes, 1.300 grote spiralen en 130 grote pompons. Totaal circa 3.000m². Op deze wijze kan de chemische bestrijding direct worden vergeleken met de biologische bestrijding.

Foto onder; Demoveld van 3.000m². In 2023 was hier flinke infectiedruk van buxusmotrupsen.

Bij aanvang van het project, eind april, werden rupsen aangetroffen van ongeveer 2 cm groot. Vanaf dat moment was er ongeveer drie weken tijd voordat de eerste motjes uit zouden komen. Daarom is er snel gehandeld en zijn de feromoonvallen een week later opgehangen. Toen waren de rupsen inderdaad al zichtbaar gegroeid.

Op 20 mei werd de eerste mot in een val waargenomen. Toen zijn ook de Trichogramma cordubensis ingezet via de tricholinekaartjes. Een aantal dagen later zaten hier ook al de eerste sluipwespen op, die dus goed uit de kaartjes kwamen. Halverwege juni zijn de kaartjes nog eens vervangen, toen werd ook geconstateerd dat er veel motten in de feromoonvallen zaten. Ondertussen (eind juni) ziet het demoveld er gezond uit, ondanks dat er af en toe nog een mot tussen de planten door vliegt. Rupsen zijn bij latere controles niet meer op Buxus waargenomen en de nieuwe sluipwespen zijn al volwassen en zichtbaar op de kaartjes.

Op de foto: motten in de val, half juni; grote rupsen in mei; tricholinekaartjes 



Mechanische onkruidbestrijding in aardappelen op zandgrond


Waar?DoelProefveldErvaringen tot nu toeTeelttip

Eggen in aardappelLocatie: Wanroij Start demo: april 2024

Kennis en ervaring opdoen met het mechanisch bestrijden van onkruiden op de aardappelruggen. Tevens, gezien het extreem natte voorjaar, tijdens vochtige omstandigheden. De ervaringen en praktische handvaten delen we met de Schoon Water ondernemers.

Het proefveld is onderdeel van een groter perceel. Binnen het proefveld varieert de grond van zeer lichte zandgrond tot leemhoudende zandgrond. De onkruiddruk is redelijk hoog. Met name melde, knopkruid en hanepoot zijn in grote getalen aanwezig.

Poten
Het proefveld (Fontane) aardappelen is gepoot met een ‘reguliere’ pootmachine in één werkgang, poten in combinatie met aanaardrollen (gitter-rollen). Pootdatum is 30 april 2024.

Eggen
De eerste keer eggen is uitgevoerd op 17 mei. De onkruiden waren al fors aanwezig en de eerste aardappelen zich al lieten zien. Na behoorlijk wat regen gevolg door enkele droge dagen, was dit, het eerste moment waarbij onder goede condities kon worden geëgd.

Ondanks de forse onkruiden is de bewerking goed geslaagd. De eerste keer is vrij diep/fors geëgd, om zoveel mogelijk losse grond te krijgen om het onkruid te bedelven. Het deel waar de druk van hanepoot groot was, is twee keer geëgd.

Vijf dagen na de eerste bewerking is de bewerking herhaald (op 22 mei).

Aanaarden
Op 26 mei is het proefveld aangeaard met een Zibo schoffelbalk met aanaarders. Door de twee ‘forse’ bewerkingen met de eg, waren de ruggen die tijdens het poten zijn gevormd weer bijna volledig vlak. De Zibo schoffelbalk met aanaarders kon daardoor voldoende zand omhoog werken.

  • Ondanks natte weersomstandigheden is op tijd starten een must voor een effectieve bestrijding. Uiterlijk witte draadjesstadium. Echter moet het perceel wel bereden kunnen worden.
  • Bij hoge onkruiddruk: 2x eggen in dezelfde richting om de bewerking effectiever te maken (lostrekken én bedekken van onkruiden).
  • Minimaal 2x eggen, liefst voldoende diep/fors. Dan kan vervolgens de schoffel met aanaarders voldoende (vochtige) aarde opwerken om weer een goede rug te bouwen.
  • Eggen past (in principe) binnen een teeltsysteem waarbij gebruik gemaakt wordt van een poot- en aanaardcombinatie in één werkgang. Let wel, in dit voorbeeld, aanaardrollen.

Echter is het goed om vooraf na te denken over de inrichting van het perceel. Breder spuitpad o.i.d. wat evenals kopeind gebruikt kan worden om te kunnen draaien met de mechanisatie.


Biologische bestrijding bonenvlieg


Waar?DoelAchtergrondProefopzetErvaringen tot nu toe

Locatie: 6 percelen (zie hieronder) Start demo: april 2024

Biologische bestrijding van bonenvlieg in bonen 6 percelen stamslabonen (sperziebonen) die geteeld worden voor Ardo, Oerlemans en Rijko bij akkerbouwers in Bergeijk, Zevenbergsche Hoek, Moerdijk, Werkendam, Riel en Boekel. Het biologische middel wordt tijdens zaaien toegepast op deze percelen door Eijck Agri uit Alphen; Oomen Landbouw & Loonwerk uit Dussen.

Bepalen of bestrijding van bonenvlieg in bonenteelt met levende, insectparasitaire aaltjes (nematoden) effectief is in de praktijk.

In de teelt van bonen (Phaseolus vulgaris, waaronder o.a. sperziebonen en bruine bonen vallen) is er door het wegvallen van de toelating voor zaadcoating met chloorpyrifos geen chemisch middel meer beschikbaar voor de bestrijding van bonenvlieg Delia platura. De bonenvlieg is een kleine vlieg uit hetzelfde geslacht (Delia) als de uien- en koolvlieg, afkomstig uit de familie van de bloemvliegen. De bonenvlieg komt af op de geur van kiemend zaad, van een grote diversiteit aan gewassen (naast bonen o.a. uien, pompoen, spinazie). De bonenvlieg overwintert als pop in de grond. Als volwassen vlieg komt ze af op de geur van kiemend zaad en legt haar eieren op de grond rond de zaaiplek. De larven graven zich naar de uitgekomen wortels en zaadlobben, die ze aanvreten. Dit veroorzaakt aanzienlijk schade (tot wel 70% wegval bij kieming).

Op termijn biedt de inzet van aaltjes mogelijk ook perspectief voor de aanpak van bonen- en uienvlieg in andere gewassen, zoals in de uienteelt. Door de langere tijd van zaaien tot kiemen is het juiste moment van inzet in de uien, moelijker te bepalen dan in bonen. In Noord-Brabant valt de aantasting van uien door bonen- en uienvlieg momenteel mee. Met uitbreiding van het areaal verwachten we ook een uitbreiding van deze plagen.

De effectiviteit van inzet van levende aaltjes/nematoden Steinernema feltiae wordt ook onderzocht door Vertify in opdracht van BO Akkerbouw. https://www.bo-akkerbouw.nl/kennis-en-innovatie/project-bonenvliegbestrijding
Toepassing van Steinernema feltiae lijkt in dat onderzoek schade van bonenvlieg te beperken als de grond voldoende vochtig is bij toepassing.

Binnen Schoon Water voor Brabant is gekozen voor aanleg van 6 demovelden bij akkerbouwers op hun eigen percelen, die zij telen voor Ardo en Oerlemans. Hier komen allerlei praktische knelpunten bij toepassing beter aan het licht dan in een onderzoeksetting. Zo gebeurt het zaaien van bonen door enkele grote loonwerkers, die hun zaaimachine moeten aanpassen voor het toedienen van de levende aaltjes in de bouwvoor. Twee loonwerkers werken aan de proef mee: van Eijck Agri uit Alphen en Oomen Landbouw & Loonwerk uit Dussen.

Een tweede keus is de toepassing van aaltjes met een veldspuit, waar eerst alle zeefjes uit moeten zijn verwijderd. Dit moet in de avond gebeuren omdat de aaltjes gevoelig zijn voor UV-licht. Dit gebeurt in deze praktijkproef op een veld door de akkerbouwer zelf.

Een ander punt is dat de bodem tijdens en na toepassing voldoende vochtig moet zijn om de nematoden in leven te houden. In de praktijk is extra irrigatie van percelen rondom zaai echter niet gewenst: Tijdens zaaien kan dit structuurschade opleveren en mogelijk schimmelziekten bevorderen. Er is dus op de demovelden ook geen extra water gegeven.

Het gebruikte middel is onder de merknaam Capirel beschikbaar en is geleverd door Koppert. Nemacontrol voert met bekers de monitoring uit om te bepalen hoe hoog de druk van de bonenvlieg is op de percelen. Koppert en CLM voeren gezamenlijk tellingen uit van de opgekomen zaailingen om verschil te bepalen tussen onbehandelde en behandelde delen van de percelen.

Monitoren druk van bonenvlieg met bekers door Nemacontrol

De extreme natheid van afgelopen herfst, winter en voorjaar hebben tot problemen geleid bij de inzaai van bonen. Percelen waren te nat of de inzaai liep te veel vertraging op waarna voor een ander gewas is gekozen. Hierdoor vielen 2 proefpercelen af en moest op het laatste moment worden uitgeweken naar andere percelen.

Daarnaast bleek het toepassen van de Capirel tijdens het zaaien op de zandgronden erg lastig. Hierdoor zijn soms maar kleine delen behandeld. Toepassing van het middel ging wel goed op de klei: vooraf goed mengen in een emmer en verwijderen van zeefjes of te nauwe spuitdoppen, voorkwam klontering (zie filmpjes).

In totaal hebben we 4 proefvelden kunnen zaaien, behandelen, monitoren en tellen. Onder andere door bovengenoemde redenen zijn de resultaten erg wisselvallig, waardoor we geen concrete conclusies kunnen verbinden aan deze veldproeven.

In 2025 gaan we verder met het toepassen van Capirel tegen de bonenvlieg, maar dan met een andere werkwijzen. Binnenkort komt hier meer informatie over beschikbaar.

Filmpjes van mengen, vullen tank en toepassen (bron: Arjan Schrauwen):


Reacties zijn gesloten.