Aardappel

Resultaat 2014

Aardappeltelers in Vessem en Budel kwamen dit jaar boven de somnorm uit. In Nuland en Lith bleef de totale belasting onder de uitspoelingsnorm. In de overige gebieden werd dit jaar geen aardappel in het grondwaterbeschermingsgebied geteeld.
2014 was een lastig Phytophthora-jaar. Overgebleven aardappelen (aardappelopslag) vormden na de zeer zachte winter de perfecte besmettingshaard voor phytopthora. Daarbij zorgden vier natte maanden (april, mei, juli en augustus) voor een hoge schimmeldruk. De vele regendagen maken het ook nog eens moeilijk om een optimaal spuitmoment te vinden. Ook voor onkruidgroei waren de omstandigheden gunstig. Telers hadden meer last van nakiemende onkruiden, waardoor ze nogmaals moeste (na)spuiten.

Worst case
Voor de aardappelteelt kan 2014 beschouwd worden als een worst case jaar. Dan is het hoopvol om te zien dat het veel telers toch nog lukt om op of onder de uitspoelingsnorm te blijven. In een qua weer enigszins vergelijkbaar jaar als 2007 lukte dat nog niet. Dit komt onder andere door de opkomst van nieuwe, effectievere middelen, die zorgen dat de sporen niet bij de knol komen. Deze middelen hebben daarnaast een beter milieuprofiel zoals Revus en Ranman Top. Ook de doorontwikkeling van nieuwe spuittechnieken (GPS, vernieuwde Wingssprayer en luchtondersteuning) heeft geholpen aan een lagere milieubelasting.

Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) in aardappel in de grondwaterbeschermingsgebieden tussen 2000 en 2014. De horizontale lijn geeft de uitspoelingsnorm van 500 mbp/ha weer.

Gemiddelde milieubelasting van grondwater (mbp/ha) in aardappel in de grondwaterbeschermingsgebieden tussen 2000 en 2014. De horizontale lijn geeft de uitspoelingsnorm van 500 mbp/ha weer.

Resultaten Budel
Als we nauwkeurig naar de bespuitingen kijken is het verschil tussen 2013 en 2014 goed te zien. In 2013 moesten aardappeltelers tot en met juni regelmatig spuiten tegen Phytophthora, maar in juli en augustus waren door het droge, zonnige weer juist minder bespuitingen nodig. In Budel vonden op een perceel gemiddeld 15 tot 20 bespuitingen plaats in 2013. In 2014 waren dat gemiddeld 20 tot 30 bespuitingen per perceel!
De milieubelasting in Budel is hoog door enkele extra onkruidbestrijdingen met middelen met een hogere uitspoelingsrisico (Titus, w.s. rimsulfuron, Fusilade Max, w.s. fluazifop-P-butyl en Basagran w.s bentazon). Maar vooral door frequenter inzetten van curatieve Phytophthoramiddelen: Valbon (w.s. benthiavalicarb en mancozeb), Consento (w.s. fenamidone en propamocarb-waterstofchloride) en Curzate M (w.s. cymoxanil en mancozeb). Een teler koos ervoor deze mancozeb-houdende middelen alleen in te zetten op zijn percelen met de vatbare rassen Bintje en Astrix. Op zijn overige aardappelpercelen koos hij voor middelen met een lagere milieubelasting 

Resultaten overige gebieden
Ook in Vessem (4 telers) zorgden extra Phytophthora-bespuitingen met Curzate M en Consento voor een hoge milieubelasting. Een teler zetten Mocap (w.s. ethoprofos) in tegen ritnaalden. Mocap geeft een flinke belasting voor bodemleven en grondwater. Inzet is vooral nodig bij teelt na het scheuren van grasland.

In Nuland en Lith hebben de telers een lagere milieubelasting bereikt dan in Vessem en Budel. Dit heeft te maken met het gekozen ras. Deze vier telers kozen dit jaar voor teelt van vroege aardappels. Deze worden voor 1 augustus geoogst, waardoor in totaal minder bespuitingen nodig zijn. Zo had de teler in Lith aan 17 bespuitingen genoeg.
Daarnaast ging het om rassen die niet vatbaar zijn voor Alternaria. Dit uit zich in een keuze voor andere middelen: er is vaker gekozen voor Phytophthora-middelen zonder mancozeb zoals Revus (w.s. mandipropamid) en Ranman Top (w.s. cyazofamide).

Vooruitblik
In 2015 gaan meer akkerbouwers aan de slag met phytopthora-apps om de bespuitingen nog beter te timen en waar mogelijk uit te stellen als er geen druk is. In 2015 gaan telers met bladmonsters kijken of er Alternaria in het gewas zit. Schimmelziekte Alternaria komt door klimaatverandering meer voor in Nederland. Vanwege deze angst zetten telers regelmatig weer meer mancozeb-houdende middelen in met een nevenwerking op Alternaria. Deze angst is voor vatbare rassen gegrond. Maar in de praktijk blijkt dat ‘bladvlekken’ ook vaak ten onrechte worden aangezien voor Alternaria, terwijl het eigenlijk ozonschade betreft. Met het blote oog is dit verschil ook voor adviseurs nauwelijks vast te stellen.

Reacties zijn gesloten.